Een dag op pad met inseminator en scanner Jolanda van Heijningen

Jolanda van Heijningen aan het werk tijdens een inseminatie
Jolanda van Heijningen aan het werk tijdens een inseminatie

‘Of een veehouder tevreden is over de vruchtbaarheid van zijn veestapel, bepaalt hij natuurlijk zelf. Maar ik zie in de praktijk grote verschillen en dat betekent dat er op veel bedrijven nog verbetering mogelijk is. Als een veehouder daarvoor openstaat, ga ik graag samen aan de slag om te werken aan betere resultaten.’

Inseminator en scanner Jolanda van Heijningen: ‘De basis voor een goede vruchtbaarheid is het management van de veehouder’

Dit vertelt Jolanda van Heijningen. Ze werkt al veertien jaar voor CRV als inseminator en scanner en heeft daarmee een schat aan praktijkervaring opgebouwd. ‘De basis voor een goede vruchtbaarheid is het management van de veehouder’, benadrukt Jolanda. Ze ziet bijvoorbeeld een sterke relatie tussen vruchtbaarheid en voeding in de droogstand en rondom het afkalven. ‘Als ik signaleer dat hier verbetering mogelijk is, adviseer ik de veehouder om dit te bespreken met zijn voeradviseur.’

Volgens de vruchtbaarheidsspecialist kan daarnaast veel worden bereikt met extra aandacht voor de koeien. ‘Een tochtdetectiesysteem is een mooi hulpmiddel om dieren die de tocht slecht tonen toch in beeld te krijgen. En op de bedrijven waar een van mijn collega’s of ik met vaste regelmaat scannen, zien we de cijfers verbeteren’, vertelt Jolanda. ‘Daarbij adviseer ik veehouders om niet alleen te laten scannen op dracht, maar ook de koeien aan te bieden op 30 dagen na afkalven om te controleren of ze goed opschonen en in cyclus komen. Een derde groep die ik graag onder ogen krijg, zijn de koeien die vanaf 60 dagen na afkalven nog niet tochtig zijn gezien. Door deze koeien te scannen komen probleemgevallen tijdig in beeld en kan de veehouder maatregelen nemen om te voorkomen dat ze te ver uitlopen.’

Met vaste afspraken en werkprotocollen kan dus veel worden bereikt. Toch zijn er op ieder bedrijf wel koeien die om wat voor reden dan ook moeilijk drachtig zijn te krijgen. Voor deze koeien zijn er volgens Jolanda meerdere mogelijkheden om de kans op succes te verhogen. ‘Zo kan ik ze insemineren met een topbevruchter, een zogenaamde BullsEye-stier’, vertelt ze.

Ook insemineren met een stier van een ander ras verhoogt volgens de vruchtbaarheidsspecialist de kans op dracht. Dat andere ras kan Belgisch witblauw zijn, maar bijvoorbeeld ook blaarkop. Soms insemineert Jolanda wel eens met twee rietjes van verschillende rassen tegelijk. ‘En als het dan nog niet lukt, kunnen we een laatstekansembryo inzetten’, vertelt ze. ‘Daarmee hebben we al heel wat koeien kunnen behouden. Als het lukt om een koe drachtig te krijgen met het inzetten van een embryo, heeft dat twee voordelen: de koe kan nog een lactatie mee en de veehouder fokt in ieder geval niet verder met een koe met een slechte vruchtbaarheid.’

Selecteer stieren op fokwaarde dochtervruchtbaarheid en bevruchting

Naast management kan ook fokkerij helpen om de vruchtbaarheid van de veestapel te verbeteren. Op de CRV stierenkaart vindt u voor iedere stier in het rode blok ‘gezondheid’ onder het kopje ‘vruchtbaarheid’ de fokwaarde dochtervruchtbaarheid. Deze fokwaarde geeft aan hoe vruchtbaar de dochters van een stier zullen zijn.

Fokken op dochtervruchtbaarheid resulteert in betere vruchtbaarheidsresultaten. Dochters van een stier met een fokwaarde van 104 voor dochtervruchtbaarheid hebben bijvoorbeeld gemiddeld een 7 dagen kortere tussenkalftijd dan dochters van een stier met een fokwaarde van 100. Daarnaast realiseren ze een 3 procent hoger non-returnpercentage, wat betekent dat er minder rietjes nodig zijn per dracht.

De fokwaarde dochtervruchtbaarheid is onderdeel van de index CRV Gezondheid. Met het gebruik van stieren met een hoge index CRV Gezondheid werkt u dus ook aan een veestapel met een betere vruchtbaarheid.