In de ochtend melkt hij zijn koeien, in de middag zit hij met politici om de tafel. Ruben Klein Teeselink had nooit de ambitie om een bestuursfunctie te bekleden, maar vond in 2020 zijn plek als voorzitter bij het Agrarisch Jongeren Kontakt Holten Bathmen Markelo en in 2022 zijn plek als portefeuillehouder melkveehouderij bij het Nederlands Agrarisch Jongeren Kontakt (NAJK). Toch stopt hij in augustus met zijn bestuurlijke taken. ‘Voor mij is de tijd aangebroken om volledig op mijn thuisbedrijf te focussen, mijn vader doet een stapje terug. Daarom neem ik in augustus afscheid van het NAJK en in juli van de voorzittersfunctie bij het AJK. Het is altijd mijn doel geweest om volledig thuis aan de slag te gaan en ik heb er zin in.’
‘Boeren zullen altijd blijven bestaan’

Ruben Klein Teeselink weet als geen ander wat er op het bord van de nieuwe generatie melkveehouders komt. ‘Achter donkere wolken schijnt ook de zon.’
'De val van het kabinet is wederom een bevestiging dat we als agrarische sector beter zelf het heft in handen kunnen nemen’
Je klinkt positief. Hoe is het sentiment onder jonge melkveehouders?
‘Best wel divers. Een aantal voelt weerstand door alles wat er in de afgelopen jaren is gebeurd. Maar het gros van de jonge melkveehouders wil door. De kansen die ze krijgen, pakken ze. Het maakt hun niet per se uit als ze anders moeten gaan werken, mits ze er met het bedrijf naartoe kunnen groeien. Ze wachten met name nog op duidelijkheid, want ze kunnen nu niet vol gas ondernemen. Daardoor is het ook een uitdaging om jonge boeren gemotiveerd te houden om een bedrijf over te nemen. Ik snap wel dat sommige jonge boeren zo klaar zijn met de onduidelijkheid en langdurigheid ervan dat ze hun koffers pakken en emigreren of de handdoek in de ring gooien.’
En nu is het kabinet ook nog gevallen
‘Ik hoop dat alle politieke partijen tot de verkiezing hun verantwoordelijkheid nemen om zoveel mogelijk probleemdossiers op te lossen. Niemand heeft er belang bij om alleen campagne te voeren, daarvoor zijn de problemen veel te groot. Het is typerend dat het kabinet is gevallen, we moeten het accepteren zoals het is. Laten we dan ook meteen maar doorwerken aan alle dossiers. Het is wederom een bevestiging dat we als agrarische sector beter zelf het heft in handen kunnen nemen en daarbij de overheid om ondersteuning vragen, want ook wij kunnen het niet alleen. Mijn advies voor jonge boeren is dan ook dat de val van het kabinet niet de druppel moet zijn die de emmer doet overlopen, ondanks alle onzekerheid. Ambtenaren en Kamerleden komen en gaan, boeren zullen altijd blijven bestaan.’
Het heft in eigen handen nemen. Hebben jonge melkveehouders voldoende zeggenschap in het landelijk landbouwbeleid?
Jazeker, op alle dossiers voeren we maximale lobby om te zorgen voor toekomst perspectief voor jonge melkveehouders. We willen wegblijven van het uitrookbeleid. Onze rol is kennisdeling en draagvlak creëren voor onze standpunten. We gaan hiervoor vooral in gesprek met relevante partijen en starten processen op om bij de hoofdrolspelers aan tafel te komen. Ook vanuit Tweede Kamerleden wordt onze input gevraagd. Afstemming met onze achterban is essentieel, daarom hebben we een klankbordgroep melkvee, bestaande uit
geïnteresseerde jongeren die werkzaam zijn in de melkveesector of zelf een melkveebedrijf
hebben. In elke provincie hebben we afgevaardigden om een representatief beeld
te krijgen.’ ‘De wetgeving vullen we niet in, maar we kunnen wetgeving wel soepeler proberen te houden met bijvoorbeeld sectorinitiatieven. Een voorbeeld hiervan is het convenant “Stappen naar een dierwaardige veehouderij”.
Dit convenant loopt bijvoorbeeld gedeeltelijk parallel aan de invulling van de Wet Dieren, dat is aan de minister en ambtenaren. Maar door een convenant te sluiten proberen we de wetgeving eenvoudiger en minder belastend te houden en het verdienmodel te behouden door vergoedingen te koppelen aan het zetten van extra stappen. We zijn voor een meer dierwaardige veehouderij, maar er kan niet nog meer van een ondernemer worden gevraagd zonder dat daar een vergoeding tegenover staat.’
Het convenant is één. Hoe zit het met de andere uitdagingen waar de melkveesector voor staat?
Door de val van het kabinet hangt het er nu vanaf of dossiers controversieel of niet-controversieel worden verklaard. De demissionaire minister-president heeft gezegd graag door te willen met het stikstofdossier. Ze hebben in de gaten dat het probleem te groot is om nu te laten vallen. We zien ook dat sommige provincies er zelf al mee aan de slag gaan.’ ‘Het begin van de gepresenteerde stikstofplannen is goed, maar er is geen totaaloplossing uitgewerkt. Daardoor vindt er nog geen legalisatie plaats en worden er nog geen nieuwe vergunningen verleend. Ik merk dat er budget mist, en het kabinet is alweer gevallen. De stap is nu wel gezet om binnen bepaalde kaders naar een oplossing toe te werken.’ ‘Dat is niet alleen een zoete boodschap, gebiedsgerichte aanpak gaat er komen. Het afschalen, wat ze in 2019 van plan waren, komt nu terug op een andere manier, omdat de milieudoelen niet zijn aangepast. Er wordt nu weer gesproken tussen alle partijen, in plaats van een kaartje te delen zoals in 2019. Dat is een positief teken.’
Hoe staan jullie tegenover krimp van de veestapel?
‘De totale omvang van de veestapel zal krimpen door bestaande en nieuwe milieuwetgeving. We zijn niet zozeer voor krimp, maar willen wel voldoen aan de mestproductieplafonds die op landelijk niveau zijn vastgesteld. Die productieplafonds zijn vastgelegd in wetgeving en daar moet je je als land aan houden. Er zijn verschillende manieren om die te halen. In het voerspoor worden al stappen gezet, maar we lopen vast op fosfaatproductie.’ ‘Halen we de mestplafonds niet, dan volgt een generieke korting. Dat is veel erger voor élk melkveebedrijf in Nederland. Besturen is vooruitzien en we doen ons best om een generieke korting te voorkomen. We zoeken oplossingen die het liefst geen pijn doen bij ondernemers, zoals de vrijwillige extensiveringsregeling. Boeren kunnen dan zelf de keuze maken.’
‘We zijn niet voor krimp, maar een generieke korting is nog erger’
De demissionair minister zette ook in op doelsturing. Wat vindt het NAJK daarvan?
‘We zijn positief over doelsturing. Het zet de ondernemer in zijn kracht en zorgt voor verantwoordelijkheid om doelen te halen. Doelsturing kan breed zijn, maar is met name gericht op zaken als emissies en waterkwaliteit. Als je de doelen haalt, moet je daar ruimte op generiek beleid voor krijgen. Maar het is niet vrijblijvend, er zal een kader blijven waarbinnen we moeten werken. Op bedrijven waar stappen gezet moeten worden, moeten die ook echt gezet worden.’
Zorgt doelsturing ook voor minder regels?
‘Doelsturing is een langetermijnvisie die we structureel moeten vasthouden. Als Nederland zijn doelen haalt, zijn we, denk ik, een keer klaar met extra maatregelen. Want waarom zou je extra maatregelen nemen als een bedrijf al overal aan voldoet? Het verminderen van de regels zal overigens niet heel snel gaan en het betekent niet dat de opgave kleiner wordt. Ze zullen niet in een keer verdwijnen en doelsturing zal de eerste jaren parallel lopen aan het generieke beleid, maar dit is de enige manier om van generiek beleid naar een bedrijfsspecifieke aanpak te gaan. Als van de ene op de andere coalitie alle regels overhoop worden gehaald, wordt het een zootje in Nederland.’
Hoe ziet de melkveehouderij er over tien jaar uit?
‘Ik denk dat de sector nog net zo divers is als nu. Het ene bedrijf zal focussen op verbreding, het andere op extensivering, weer een ander op technische innovatie. Schaalvergroting zet wel iets door, maar ik hoop en denk dat er ook kleine bedrijven zullen blijven. Bepaalde doorgevoerde veranderingen zullen zeker impact hebben gehad, zoals de grondgebonden melkveehouderij in 2032. Ondernemerschap staat meer voorop en gaat echt op de proef gesteld worden. Ondernemerschap is een van de speerpunten van de toekomst.’
Waarom is ondernemerschap zo belangrijk?
‘Als melkveehouder moet je van alle dossiers wel wat weten. Dat is een hele taak, maar stimuleert het ondernemerschap ook. Daarbij komt de maatschappelijk druk. Dat is een onderbelichte uitdaging. De kloof tussen boer en maatschappij wordt groter. We zitten in een klein landje met veel mensen en die mensen vinden overal wat van. Ik zie dat als een kans voor melkveehouders om maximaal te gaan verbinden. We moeten ons openstellen naar onze omgeving en waardering en erkenning zoeken. Weidegang is daarin een schoolvoorbeeld. We zijn onderdeel van het landschap en moeten dat benutten. Het oude landschapsplaatje met weidende koeien en molens blijft belangrijk. Toekomstige melkveehouders moeten zich daar bewust van zijn. We zijn uiteindelijk met z’n allen verantwoordelijk voor het aanzicht van de sector.’ ‘Tegelijkertijd is het aantal melkveehouders echt miniem in vergelijking met de hele bevolking. Voedselproducenten zijn onmisbaar en door een toenemende bevolking worden we alleen maar belangrijker. Nu zijn het misschien donkere tijden, maar achter donkere wolken schijnt ook de zon.’ l