Vijf vragen over vruchtbaarheid aan Peter de Wit uit Werkhoven

Peter de Wit
Peter de Wit

Peter de Wit heeft samen met zijn zoon Mark in Werkhoven een bedrijf met 120 melk- en kalfkoeien met een rollend jaargemiddelde van rond de 11.000 kg melk met 4,25% vet en 3,50% eiwit. De Utrechtse veehouders vinden een goede vruchtbaarheid belangrijk maar streven niet per se naar een korte tussenkalftijd. Die ligt rond de 485 dagen bij een inseminatiegetal van rond de 1,8.

‘Iedere dag dat een koe in haar leven onnodig droogstaat is een verlies’

Waarom is een goede vruchtbaarheid belangrijk?

‘Iedere veehouder kent de frustratie van een koe die niet drachtig wordt op het gewenste moment Als een koe opnieuw tochtig wordt moet je weer kosten maken om haar te insemineren en dat kost ook weer tijd. Daarbij heb je het moment van eerste inseminatie als het goed is bepaald op basis van de gewenste tussenkalftijd. Als de koe dan niet drachtig wordt schiet ze ideale tussenkalftijd voorbij wat ten koste gaat van de efficiëntie van de melkproductie. Een kengetal dat weinig aandacht krijgt, maar wel belangrijk, is de verhouding tussen het aantal dagen droogstand en het aantal productieve dagen in het leven van een koe. Iedere dag dat een koe onnodig droogstaat, is een verlies.’

‘Een te korte tussenkalftijd kost ook geld. Dan moet je aan het einde van de lactatie een koe droogzetten die nog gemakkelijk en efficiënt produceert’

Wat is een goede vruchtbaarheid volgens u?

‘Een goede vruchtbaarheid betekent voor ons dat de koe drachtig wordt op het moment dat wij dat willen. Als de gemiddelde tussenkalftijd richting de 500 dagen loopt worden we zenuwachtig maar rond de 450 dagen is voor ons prima. Eigenlijk zegt een gemiddelde tussenkalftijd niets. De optimale tussenkalftijd is namelijk per koe verschillend. Wij proberen voor iedere individuele koe het ideale moment voor eerste insemineren zo goed mogelijk in te schatten. Dat ligt voor vaarzen wat later dan voor oudere koeien. Uit onderzoek blijkt namelijk (en dat is ook onze ervaring) dat jonge koeien persistenter zijn dan oudere koeien. Voor het bepalen van het optimale inseminatiemoment kijken we naar het verloop van de productie en de conditiescore. Als de productie op 100 dagen na afkalven begint te zakken en het dier is in conditie gegroeid, dan wordt het tijd om haar te insemineren. Geeft ze nog goed door en is de conditie nog onder de 2,5, dan wachten we nog even. Bij het bepalen van het ideale inseminatiemoment voor oudere koeien nemen we de ervaringen met de tussenkalftijd in eerdere lactaties mee.’

Wat zou u nog willen verbeteren aan de vruchtbaarheid van uw veestapel?

‘Het inseminatiegetal bij onze koeien schommelt rond de 1,8 en we hebben nog te veel dieren die 5 of meer inseminaties nodig hebben. Die getallen zouden we graag willen verbeteren. Als koeien te ver uitlopen kost dat geld. Maar als koeien niet vlot drachtig worden bestaat het gevaar dat je voor de zekerheid maar wat eerder begint met insemineren. Als de koe dan toch vlot drachtig wordt moet je aan het eind van de lactatie moeite doen om haar droog te krijgen terwijl ze nog heel gemakkelijk en efficiënt melk produceert. Ook dat kost geld.’

Hoe kan CRV u ondersteunen bij het verbetering van de vruchtbaarheid?

‘De vruchtbaarheid van koeien is deels erfelijk bepaald. De fokwaarde dochtervruchtbaarheid die door CRV wordt berekend is voor ons niet het belangrijkste kenmerk bij de stierkeuze maar we nemen het wel mee. Wat ons betreft zou in deze fokwaarde wat minder de nadruk mogen liggen op interval afkalven – eerste inseminatie en wat meer op non return en het interval eerste – laatste inseminatie. Het zou zo maar eens kunnen dat de fokwaarde dochtervruchtbaarheid van stieren met een hoge melkaanleg nu wordt onderschat omdat veehouders bij koeien met een hoge melkgift de eerste inseminatie langer uitstellen.’

‘Iedere koe heeft haar eigen ideale tussenkalftijd’

Welke tip heeft u voor collega veehouders?

‘Collega’s hebben wel eens de indruk dat ik een groot voorstander ben van een langere tussenkalftijd. Maar ik vind dat iedere veehouder de tussenkalftijd moet kiezen die bij hem of haar past. En wat bij zijn of haar koeien, bedrijfsomstandigheden en rantsoen past. Wij hebben altijd sterk gefokt op kilogrammen eiwit en daardoor een veestapel opgebouwd met een hoge genetische aanleg voor melkproductie en persistentie. Daarbij voeren we niet extreem rijk aan het voerhek met nog redelijk wat mogelijkheden om het rantsoen van koeien individueel bij te sturen. Bij ons bedrijf past een langere tussenkalftijd. Maar dat zal dus niet voor ieder bedrijf gelden.

Collega’s die het spannend vinden om langer te wachten met insemineren zouden het eens kunnen proberen met een paar vaarzen. Die zijn gemiddeld persistenter dan koeien en daardoor neem je een minder groot risico dat ze door een langere lactaties te sterk terugvallen in productie en vervetten. Op basis van deze eerste ervaringen kun je dan beslissen of je het experiment doorzet of blijft bij je huidige inseminatiestrategie.’