Het was in 1941 niet de eerste, maar zeker ook niet de laatste keer dat een wetenschapper een knuppel in het hoenderhok van de gevestigde fokkerijorde gooide. In weinig diplomatieke woorden stelde de internationaal gezaghebbende geneticus Arend Hagendoorn het op uiterlijke schoonheid gerichte inschrijfbeleid van de stamboeken ter discussie. Daarbij hekelde hij de praktijken van gelauwerde fokkers die voor veel geld stieren verkochten die er wonderschoon uitzagen, maar niets bijdroegen aan verbetering van de productieaanleg van hun dochters. ‘Als een mooi uiterlijk samengaat met een goede productiviteit, dan kun je met een gerust hart alleen op productie selecteren, want het ideale exterieur komt dan vanzelf wel’, stelde hij.
Van schoonheid naar functionaliteit
Een punt extra voor algemeen voorkomen staat gelijk aan 1500 kg melk extra levensproductie. Het zijn cijfers waarvan criticasters van het exterieurbeleid van het stamboek zeventig jaar geleden niet durfden dromen. Keuren op schoonheid heeft plaatsgemaakt voor scoren op functionaliteit.
Compact, kortbenig en rijk bespierd
Veel weerklank vonden de woorden van de wetenschapper niet. De stamboeken werden bestuurd door gerenommeerde fokkers. Het ideaaltype was compact, kortbenig en rijk bespierd. Ook aan het uiterlijk van kop en hoorns werd veel waarde gehecht. ‘Afgezien van het feit dat kop en hoorns als regel het wezen van de koe en de mate van haar fijnheid tot in een belangrijke mate onthullen, moet het toch van directe praktische betekenis worden genoemd, dat de kop voorzien is van een brede muil en goed ontwikkelde onderkaak’, zo schreef de toenmalige NRS-voorzitter in een reactie op kritiek. Het zou nog meer dan dertig jaar duren voordat de hoorns zouden verdwijnen van het keuringsrapport. De aanleiding was de opkomst van ligboxenstallen, die onthoornen noodzakelijk maakten.
In de loop van de jaren vijftig werd duidelijk waar fokken op een ideaalplaatje toe leidde. De hoogtemaat van koeien was gedaald tot minder dan 1,30 meter, de levensduur liep terug en op melkproductie werd nauwelijks vooruitgang geboekt.
Ordening in rassenchaos
Stamboekinspecteurs hadden in de fokkerij een voorname rol. Dat was al zo in de beginjaren van de stamboeken. Inspecteurs werden veelal gerekruteerd uit het besloten bolwerk van stamboekfokkers en zij bepaalden of dieren aan de vereiste exterieurkwaliteiten voldeden om te worden ingeschreven. Dat deden ze in fraaie bewoordingen. Zo is het keuringsrapport bewaard gebleven van de vijfjarige koe Nienke van Johannes Lammert Hilarides uit Pingjum, die op 19 juli 1876 ingeschreven werd met de volgende omschrijving van haar ‘vleesch en melkvorm’: ‘... stand gunstig, voorstel zeer goed ontwikkeld, middelstel lang en goed gerond, achterstel kort en sterk’. Opmerkelijk: over haar uier werd niets vastgelegd. Wel waardeerde de inspecteur haar ‘melkspiegel’, het haarpatroon op het achterstel waaraan men de melkgift meende te kunnen afleiden, met 1e klasse 4e orde. De Nederlandse veestapel was aan het einde van de negentiende eeuw nog een bont gezelschap. Iman van den Bosch, een van de eerste hoofdinspecteurs van het NRS, kreeg van het stamboekbestuur de opdracht ordening aan te brengen in deze rassenchaos. Van den Bosch reisde per trein en koets het hele land door, zag en beschreef duizenden dieren, fotografeerde voorbeelddieren en vatte zijn bevindingen samen in een omvangrijk rapport. Hij adviseerde een indeling van de Nederlandse veestapel in drie rassen: Fries-Hollands, Maas-Rijn-IJssel en blaarkop. Ook ontwierp hij een keuringsrapport voor de inschrijving van koeien en stieren. Dit rapport zou nog tientallen jaren gebruikt blijven worden. In België richtte de toenmalige minister van Landbouw in 1890 de ‘Nationale Maatschappij voor de Verbetering van de Runderrassen’ op. Ook hij wilde orde aanbrengen in de veeverbetering, maar het duurde tot 1919 voor er een beschrijving van zes verschillende rassen werd vastgelegd. Voor ieder ras gold een standaard en het was aan inspecteurs om te beoordelen of dieren aan deze standaard voldeden.
Individuele keuring werd bedrijfsinspectie
Hun vooraanstaande positie zouden de heren inspecteurs lang vasthouden. Ze hadden vaak grote invloed op de beslissingen van individuele fokkers en niet zelden een dikke vinger in de pap in het stierenaankoopbeleid van ki-verenigingen. Eind jaren zeventig had het NRS een twintigtal inspecteurs in dienst die jaarlijks zo’n 60.000 koeien inschreven. Dat was nog exclusief de Friese koeien, want Friesland werd toen nog bediend door het eigen FRS. Toch maakte de directie van het stamboek zich zorgen over de toekomst van de exterieurbeoordeling. Om die kostendekkend te kunnen uitvoeren moesten de tarieven flink worden opgevoerd en de vrees bestond dat veehouders nog selectiever hun beste dieren voor exterieurbeoordeling zouden aanbieden.
In 1980 introduceerde het NRS daarom de bedrijfsinspectie, waarbij veehouders voor 10 gulden per dier alle vaarzen op het bedrijf op exterieur konden laten beoordelen. De start van de bedrijfsinspectie viel samen met de introductie van het stieradviesprogramma, waarbij de computer veehouders assisteerde bij het maken van paringen. Om de exterieurbeoordeling automatisch te kunnen verwerken moest deze in cijfers worden vastgelegd. Zo werd het keuringsrapport ontwikkeld met bovenbalk en lineaire onderbalk.
Van eigen smaak naar objectief advies
De stamboekinspecteurs kregen het snel drukker. Ze schreven in het jaar 1982 al 200.000 vaarzen in. Belangrijker nog was de vooruitgang van de veeverbetering. Exterieurbeoordeling had vóór de introductie van de bedrijfsinspectie eigenlijk alleen waarde voor de eigenaar van de dieren. Met de bedrijfsinspectie werd representatieve exterieurinformatie vastgelegd van dochters van stieren als basis voor de berekening van objectieve exterieurfokwaarden. En met het vastleggen van het exterieur van vaarzen in cijfers kon het stieradviesprogramma objectieve paringen maken. Hiermee kwam begin jaren tachtig vrij abrupt een einde aan de status van de stamboekinspecteur. Die had meer dan honderd jaar lang enkel de fraaiste en opgepoetste koeien onder ogen gekregen en alle ruimte gehad om zich bij de beoordeling te laten leiden door zijn eigen persoonlijke smaak.
De snel toenemende rekenkracht van computers maakte het mogelijk data uit de bedrijfsinspectie te analyseren en verbanden te leggen tussen uiterlijke kenmerken en gezondheid en levensduur. Keuren op schoonheid heeft definitief plaatsgemaakt voor objectief beoordelen op functionaliteit.
Door uitwisseling is de lineaire beoordeling van onderbalkkenmerken in belangrijke fokkerijlanden nu grotendeels uniform. Coöperatie CRV houdt voor een economische fokkerijkoers de vinger aan de pols met het maken van analyses van de relatie tussen exterieur en economische kenmerken. Zo bleek recent dat elke punt extra voor algemeen voorkomen gelijk staat aan 1500 kg melk extra levensproductie. Het zijn overtuigende cijfers waarmee geneticus Arend Hagendoorn postuum alsnog zijn gelijk krijgt.
Met automatisering in nieuwe fase
Met de introductie van de fokwaarde uierbalans is in 2023 een nieuwe fase in het vastleggen van exterieurkenmerken aangebroken. Deze fokwaarde is gebaseerd op uierdata die automatisch zijn vastgelegd door melkrobots. Kunstmatige intelligentie en geavanceerde camerasystemen bieden in de toekomst ongetwijfeld nieuwe mogelijkheden om exterieurkenmerken te analyseren. Zo claimt een Canadees bedrijf een systeem te hebben ontwikkeld dat het registreren van onderbalkkenmerken volledig van de mens kan overnemen. Of met de automatisering het vak inspecteur zal uitsterven, valt te bezien. De vertegenwoordiger van het stamboek is voor veehouders na 150 jaar nog altijd een belangrijke gesprekspartner.
Vakwerk van vroeger: volzinnen van mijnheer de inspecteur
Toen Adrie van Gent in 1973 bij het toenmalige koninklijke Nederlandsche Rundvee Stamboek in dienst kwam, was de stamboekinspecteur nog een ‘mijnheer’ die in een net pak met stropdas de koeien in kwam schrijven. ‘De plaatselijke melkcontroleur kende alle veehouders en organiseerde een rondgang. Als ik op een dag 25 koeien had ingeschreven, had ik een drukke dag gehad’, herinnert Van Gent zich.
Exterieurbeoordeling was toen nog meer een vorm van liefhebberij van fanatieke fokkers dan een functioneel onderdeel van de bedrijfsvoering. ‘Bedrijfsinspectie bestond nog niet. Fokkers lieten ons alleen de koeien zien waarvan ze inschatten dat ze veel punten zouden krijgen’, vertelt de inmiddels 84-jarige oud-inspecteur. ‘Koeien met mooie keuringsrapporten gaven status en verhoogden de handelswaarde van de veestapel’, legt hij uit. Een keuringsrapport met een onder- en een bovenbalk gebruikte Van Gent in zijn beginjaren nog niet. ‘We gaven punten voor de verschillende onderdelen van een koe, maar daarnaast was het keuringsrapport vooral een beschrijving in fraaie volzinnen’, herinnert hij zich. Zo werd de uier van een koe met wijd geplaatste spenen omschreven als ‘een goed gevormd uier met een speelse speenplaatsing’ en bij een kleine koe werd genoteerd dat ze ‘wat meer ontwikkeling mocht hebben’.
Van Gents carrière als inspecteur liep gelijk op met de holsteinisering van de Nederlandse melkveestapel. Het exterieur veranderde radicaal. Zo herinnert hij zich dat begin jaren zeventig koeien soms zo rond en ruim in conditie waren dat ze maar nauwelijks door het kleine staldeurtje konden als ze voor de inspecteur naar buiten werden geleid. ‘Als inspecteurs moesten we leren met een andere bril naar koeien te kijken. De ene collega had daar wat meer moeite mee dan de andere’, stelt hij met gevoel voor understatement. ‘Maar dat melktypische koeien de toekomst hadden, werd uiteindelijk wel duidelijk.’ Naast zijn werk als inspecteur gaf Van Gent met veel plezier veebeoordelingscursussen aan (jonge) veehouders. ‘Zij werden daardoor mondiger’, ervaarde hij. ‘Met veehouders discussiëren over koeien heb ik altijd een boeiend onderdeel van mijn werk gevonden.’ Van Gents hoofdtaak was het inschrijven van zwartbonte koeien. ‘Maar ik heb ook blaarkoppen en jerseys gekeurd. En als ik tussen de zwartbonten een mrij-koe tegenkwam, schreef ik die ook in’, herinnert hij zich. In de laatste jaren van zijn carrière en tot ver na zijn pensionering keurde de inspecteur herefords en verbeterd roodbonten. ‘Als je de feeling hebt om koeien te beoordelen, doet het ras niet ter zake’, verklaart de nestor.
Verantwoording: Deze serie is tot stand gekomen op basis van historische boeken waaronder ‘100 jaar N.R.S.’ en ‘Een eeuw Fries stamboekvee’ en met de hulp van medewerkers en oud-medewerkers van CRV, waaronder met name Reimer Strikwerda en Frans Kuijpers.