Persistentie, laatrijpheid en stijgend percentage gebruikskruising bij familie Te Braake

Sfeerbeeld bwb
Belgisch witblauwe kruislingkalveren

Met de stijging in melkproductie van de veestapel is de familie Te Braake nog kritischer gaan kijken naar de fokkerij op hun bedrijf. ‘Dat pakken we nu gestructureerder aan,’ zegt Thomas te Braake, ‘met gesekst sperma voor de beste koeien en Belgisch witblauwen en angus op het ondereind van de veestapel.’

Fokkerij speelt op het bedrijf van de broers Thomas en Maurits te Braake uit het Groningse Tjuchem al decennialang een belangrijke rol. Zo fokten ze de roodbonte stier Andries, die ruim dertig jaar geleden op jonge leeftijd overleed, maar wel zoon Kian leverde, die meer dan 1,4 miljoen inseminaties op zijn naam heeft gezet.

Een goede verzorging en fokkerij volgens de aAa-methode met de juiste bloedlijnen vormen de basis om hoge producties te kunnen realiseren, zo geven de melkveehouders op Wilderhof aan. ‘We fokken op laatrijpheid en persistentie en hebben ook liefhebberij voor een goed exterieur. Maar we houden niet van extremen. De koeien moeten in balans zijn en probleemloos kunnen produceren’, zegt Thomas. Voldoende persistentie vinden de broers ook belangrijk. Elke transitie rondom afkalven is een stressvolle periode. ‘We zien daarom graag een hogere tussenkalftijd, maar daarvoor is wel voldoende persistentie nodig.’

Hard melken

Zes jaar geleden zijn ze begonnen met robotmelken en daarmee is de productie flink gestegen, tot wel 12.000 liter per koe per jaar. ‘Om de robots maximaal te benutten melken we hard, met gangbaar melken voelden we die noodzaak minder’, vertelt Thomas. Daarbij noemt hij dat verbeteringen in huisvesting en jaarrond constante voeding met een lasagnekuil de puntjes op de i hebben gezet. ‘De koeien zijn gemakkelijk en veel gestegen in productie, dat kan alleen als de verzorging in orde is en ze het genetisch in zich hebben.’

Met een gemiddelde exterieurscore van zo’n 84 punten bleek het ook lastig om koeien te kiezen voor de gebruikskruising. ‘Het voelt raar om op je AB-koe een Belgische blauwe te gebruiken’, verklaart Thomas. Toch besloten de melkveehouders de fokkerijstrategie wat aan te scherpen. ‘De top 25 procent van de veestapel insemineren we met gesekst sperma, het aandeel koeien voor de gebruikskruising laten we stijgen’, legt hij uit. ‘Zo zijn we er zeker van dat onze beste koeien zorgen voor het jongvee voor de opfok.’

Belgisch blauw en angus

Zo’n 40 procent van de veestapel krijgt een vleesstier als partner. Thomas: ‘We maken een goede afweging van welke koeien we kalveren aanhouden, maar we hebben graag voldoende aanwas, zodat we altijd kunnen selecteren in de vaarzen wanneer deze opstarten in de robot.’

Als vleesras kiezen de broers het liefst voor Belgisch witblauwe stieren. ‘De kalveren daarvan brengen het meeste op’, vertelt Thomas. ‘Maar heel af en toe heb je er wel een zware kalving bij zitten. Om dat te voorkomen is angus een goed alternatief.’

De melkveehouders kiezen alleen voor een Belgisch witblauwe stier wanneer ze denken dat de koe gemakkelijk afkalft. Omdat de anguskruislingen een gewicht van 40 tot 45 kilo hebben en gemakkelijker geboren worden, vormt dit een goed alternatief om erg zware afkalvingen zo veel mogelijk te voorkomen. Bijvoorbeeld bij de oudere koeien. ‘De drachtduur van de angus is gemiddeld ook wat korter, dat is wel iets om rekening mee te houden.’ Uiteindelijk zijn de kruislingkalveren ook lichter in gewicht en minder bespierd. ‘Dat merk je ook in de uitbetaling’, geeft Thomas aan. ‘De blauwe kruislingkalveren brengen meer op, dus daar ligt wel onze voorkeur.