Maatschap Terpstra melkt hard met kruislingen

sfeerfoto kruislingrassen

Een sobere, verouderde stal met veel dieren en weinig voerhek. Maar ook zware koeien met een beste productie. Wat melkveehouder Gerlof Terpstra zag tijdens zijn eerste bezoek aan het bedrijf van een collega die al jaren consequent kruiste met drie rassen, maakte veel indruk op hem. ‘Zelf molk ik op dat moment zuivere holsteins. Ook die haalden een hoge productie, maar ik had wel het idee dat de koeien daarvoor op hun tenen moesten lopen’, herinnert hij zich.

Eerlijk kans met betere stieren op betere koeien

Twintig jaar later melkt ook Terpstra kruislingkoeien, inmiddels met robots en in maatschap met zijn vrouw Els en zoon Jelle. Het rollend jaargemiddelde van de 110-koppige veestapel bedraagt nog altijd rond de 10.500 kg melk met 4,45% vet en 3,65% eiwit. Maar daarbij is het vervangingspercentage gedaald tot ongeveer 20 procent, schommelt het bedrijfscelgetal rond de 100.000 en ligt de tussenkalftijd op circa 390 dagen. En gemiddeld zijn 1,5 inseminaties nodig om koeien en pinken drachtig te krijgen, inclusief het gebruik van SiryX-sperma op de beste koeien. Terpstra levert melk aan FrieslandCampina en profiteert daar van de maximale premie voor CO2-reductie. ‘Dat bewijst dat kruislingen ook efficiënt melk produceren’, benadrukt hij.

Na zijn memorabele bezoek aan het kruislingbedrijf kocht Terpstra zijn eerste rietje sperma van de fleckviehstier Rumgo en later ook van Wille. Hij zette dit in op de scherpere, hoogproductieve holsteinkoeien. ‘Ik wilde kruisen een eerlijke kans geven. Daarom kocht ik sperma van de betere stieren en gebruikte dat op mijn beste koeien. Collega’s die voorzichtig starten met een goedkope stier op middelmatige koeien, krijgen geen goed beeld van wat kruisen op kan leveren’, vindt hij.

Zoeken naar extremen

De eerste kruislingen die Terpstra aan de melk kreeg, bevielen hem zo goed dat hij besloot al zijn holsteinkoeien met fleckviehstieren te insemineren. De F1’s paarde hij met een derde ras om zo de kwaliteiten van meerdere rassen te kunnen benutten en te blijven profiteren van heterosis. Aanvankelijk was dat derde ras Scandinavisch roodbont, maar inmiddels is dit brown swiss.

‘In principe gebruik ik om en om fleckvieh, brown swiss en holstein’, vertelt de veehouder. ‘Maar daar wijk ik ook wel eens vanaf als ik zie dat een koe iets anders nodig heeft. Een smaller dier met een fleckviehvader paar ik dan nog een keer met een fleckviehstier’, geeft hij als voorbeeld.

Om de fokkerij niet te ingewikkeld te maken beperkt Terpstra het aantal stieren in zijn vat tot twee of drie per ras. Op dit moment zijn dat de fleckviehstieren Superboy en GS Der Beste en de brownswissstieren Jocko, Tambo en Arif. Uit het holsteinaanbod van CRV gebruikt hij Willem’s-Hoeve Woody. ‘Bij de stierkeuze zoek ik binnen het ras vaak naar stieren die de unieke kwaliteiten van dat ras extreem vererven. Ik denk dat dit nog wat extra meerwaarde geeft aan kruisen’, legt de veehouder uit. ‘Een stier als Woody met plus 2.200 kg melk zou ik als holsteinfokker niet zo snel gebruiken, maar op kruislingkoeien past zo’n hoge melkstier juist heel goed.’

Hogere productie financieel interessant

Terpstra kent het vooroordeel dat kruisen vooral iets is voor bedrijven met een extensievere bedrijfsvoering. ‘Wij produceren bijna 1,2 miljoen kg melk op 65 hectare grond en daarmee is ons bedrijf zeker niet extensief. En ook voor ons is een hogere productie per koe bedrijfseconomisch interessant, mits we de kosten in de hand kunnen houden. Met de driewegkruislingen die we nu melken, lukt dat’, ervaart de veehouder. ‘In de laatste jaren dat we nog een melkstal hadden, molken we driemaal daags. Toen was de productie rond de 12.000 kg melk. Ook dat kan dus met kruislingen.’