De kruislingen bevielen Lohuis erg goed en om het heterosiseffect maximaal te benutten besloot de veehouder een derde ras in de rotatie op te nemen. ‘Eerst was dat Noors roodbont en later brown swiss. Bij Noors roodbont vonden we de variatie te groot en de benen niet goed genoeg. Maar kruisen met brown swiss beviel direct erg goed.’
Kruisen met brown swiss bevalt goed
Een zuivere holsteinveestapel is voor Harry Lohuis uit het Overijsselse Geesteren al tien jaar verleden tijd. ‘Van vroeger uit hadden we een 100 procent mrij-veestapel. Maar ook hier zijn we vanaf de negentiger jaren richting 100 procent holstein gefokt. Op een gegeven moment vonden we de koeien echter wel wat te rank en scherp worden. Toen zijn we tien jaar gelden begonnen met inkruisen van fleckvieh.’
Quote Melkveehouder Harry Lohuis uit Geesteren (Ov.): ‘brown swiss zit mooi tussen holstein en fleckvieh in’.
Gemiddeld 10.000 kg melk
Harry Lohuis zet brown swiss in wanneer een koe na één of meerdere fleckviehstieren in de pedigree te dik wordt. ‘Je kunt dan voor een holstein kiezen en dat doen we ook wel eens, maar dat is de extreemste stap. Soms past brown swiss gewoon net wat beter, dat ras zit qua conditie mooi tussen holstein en fleckvieh in.’ De positieve punten van brown swiss vindt Lohuis de goede benen en uiers en de sterke bouw van de dieren. Inmiddels melkt Lohuis naar volle tevredenheid al zeven brown swisskruislingen. ‘Ze geven gemiddeld 10.000 kilo met 3,60 procent eiwit, dus doen het qua productie prima en zeker niet minder dan andere kruislingen.’
Alle koeien voorzien van aAa-code
Lohuis heeft samen met zijn dochter Elke 50 melk- en kalfkoeien met bijbehorend jongvee. Daarnaast heeft het bedrijf een grote kinderopvang met in totaal 40 personeelsleden. Beide takken van het bedrijf zijn nauw met elkaar verbonden. Een probleemloze veestapel is daarom gewenst en kruisen draagt daar volgens de melkveehouder zeker aan bij.
Quote Melkveehouder Harry Lohuis uit Geesteren (Ov.): ‘De kruislingen kunnen gewoon echt tegen een stootje. Hierdoor hebben we veel minder werk aan de koeien dan vroeger.’
‘Lebmaagdraaiingen zijn gewoon verleden tijd en melkziekte en mastitis komt veel minder voor. Je ziet bij een koe de geleidbaarheid wel eens oplopen, maar vrijwel altijd lost de koe het zelf op en komt het niet tot een zichtbaar mastitisgeval. We gebruiken al tien jaar geen droogzetters meer. De kruislingen kunnen gewoon echt tegen een stootje. Hierdoor hebben we veel minder werk aan de koeien dan vroeger.’
Het vooroordeel dat kruisen een niet uniforme veestapel oplevert begrijpt Lohuis. ‘Dat gebeurde hier eerst ook toen we met name Noors roodbont inzette. Maar nu combineren we heel gericht en is de spreiding kleiner. Daarnaast selecteren we bij brown swiss en holstein bijvoorbeeld geen stieren met meer dan 100 voor hoogtemaat. Ook dat komt de uniformiteit ten goede. Wij gaan zeker op deze manier door met onze fokkerij.’