De hele dag bezig met de koeien: het is niet voor iedereen het ideaal óf niet genoeg voor voldoende inkomen uit het bedrijf. Wie zoekt naar wat extra’s, komt al snel uit bij verbredingsactiviteiten. En vaak komt die ambitie vanuit de boerinnen. ‘Je ziet dat het vooral de vrouwen zijn die willen beginnen met bijvoorbeeld hoeveverkoop’, vertelt Ann Detelder, manager bij het Steunpunt Korte Keten van Ferm vzw, die landbouwers helpt met het realiseren van hun nieuwe bedrijfstak. ‘Van de mensen die bij ons aankloppen, zijn er zeven van de tien vrouw. Die zien het wel zitten om actiever te worden op het bedrijf en willen er tijd voor maken. Of ze zijn sociaal ingesteld en zoeken een manier om meer contact te krijgen op de boerderij.’ Door de jaren heen zijn er steeds meer bedrijven begonnen met een of meerdere nevenactiviteiten en ook in de laatste jaren stijgt de populariteit. Zo komt uit een rapport van Rabobank naar voren dat 3,3 procent van de omzet van de Nederlandse land- en tuinbouwbedrijven tegenwoordig uit nevenactiviteiten komt, wat gelijk staat aan 1,1 miljard euro (zie infographic hieronder). Het inkomen vanuit nevenactiviteiten steeg in de afgelopen tien jaar sneller dan het inkomen vanuit de hoofdactiviteit op landbouwbedrijven. ‘En we schatten in dat dat alleen maar meer wordt in de komende jaren. Tegen 2030 verwachten we dat er tussen 3,5 en 5,1 miljard euro wordt opgebracht uit nevenactiviteiten. Dat is dus een verdrie- tot vervijfvoudiging, terwijl er uit landbouwactiviteit niet veel meer zal komen dan de huidige 30 miljard’, vertelt Harry Smit, analist bij de onderzoeksafdeling van Rabobank.
Boerin zet in op bedrijfsverbreding
Steeds meer inkomen van bedrijven komt uit nevenactiviteiten en naar verwachting spelen neveninkomsten over tien jaar een nog veel grotere rol. Van boerderijverkoop tot en met natuurbeheer: er zijn veel verschillende mogelijkheden, met elk hun voor- en nadelen. De boerin is vaak de drijvende kracht achter de verbreding.
Bedrijfsverbreding vormt steeds groter deel van de omzet
In 2020 werd er in totaal 1,1 miljard euro inkomen gehaald uit nevenactiviteiten in de gehele land- en tuinbouw in Nederland. Uit een rapport van Rabobank, gebaseerd op cijfers van WUR, Agrimatie en Rabobank zelf, komt naar voren dat de meeste omzet zit in boerderijverkoop en zorglandbouw. In 2020 was het inkomen uit energie het kleinst, maar daar verwachten de analisten van de bank een vervijfvoudiging richting 2030. Ook gaan ze ervan uit dat er meer omzet wordt gemaakt in de agrarische kinderopvang anno 2030 – naar schatting zo’n 10 tot 20 procent per jaar meer. De groei van boerderijverkoop, zorglandbouw en recreatie loopt minder hard, met respectievelijk 5 tot 10, 8 tot 16 en 3 tot 6 procent groei per jaar. Het aandeel dat natuurbeheer vormt in 2030, hangt af van de subsidies die de overheid komende jaren reserveert. Alle nevenactiviteiten bij elkaar wordt een groei van 12 tot 17 procent per jaar verwacht. Daarmee komt de totale verwachte omzet in 2030 uit op 3,4 tot 5,1 miljard euro.
Dosis ondernemerschap nodig
De kansen liggen in verschillende categorieën. De meest voorkomende neveninkomsten komen uit boerderijverkoop, zorg, recreatie, kinderopvang, natuurbeheer en energieproductie. Maar er komt ook inkomen uit bijvoorbeeld stalling van goederen of dieren. Welke categorie het meest interessant is, hangt vooral af van wat je graag wilt doen en kunt bieden. Zo is energie produceren of een pipowagen verhuren toegankelijker om mee te beginnen dan een kinderopvang of een zorgboerderij. ‘Deze laatste zijn minder toegankelijke nevenactiviteiten, maar daar schuilt wel een forse omzet achter. Dat zijn eigenlijk volwaardige bedrijfstakken, waar je ook eerder personeel voor nodig zult hebben’, vertelt Barend Bekamp, net als Harry Smit analist bij Rabobank. ‘Recreatie en natuurbeheer zijn minder groot, maar ook minder stabiel. Zorg gaat altijd nodig zijn, met natuurbeheer weet je niet of het je over tien jaar nog een inkomstenbron kan opleveren. Zo heeft elke verbredingsactiviteit wel zijn voor- en nadelen. Het belangrijkste is dat de neventak bij je eigen ondernemerschap en je bedrijf past.’
Meer dan toetjes maken
Van de 1,1 miljard euro die in 2020 aan nevenactiviteiten in de land- en tuinbouw werd verdiend in Nederland, kwam het grootste aandeel uit boerderijverkoop. Het aantal bedrijven dat aan de korte keten doet – door zelf zuivel te verwerken en/of zelf te vermarkten – groeit gestaag door. ‘Het begint er meestal mee dat er al een tijd met het idee van zelf zuivel produceren en/of verkopen wordt gespeeld’, is de ervaring van Ann Detelder wanneer ze in gesprek gaat met nieuwe geïnteresseerden voor korte-ketenverkoop. ‘Hoeveverkoop is toegankelijk in het principe dat het onlosmakelijk verbonden is aan melkveebedrijven. Decennia geleden maakten de vrouwen al boter en karnemelk op de boerderij, dus het hoort er echt bij. Maar de realiteit is wel dat het veel meer vergt dan enkel yoghurtjes en ijsjes maken.’ In het begeleidingstraject begint Ann dan ook al snel over de regelgeving die door de overheid is opgesteld voor hoeveverkoop. Denk daarbij aan bijvoorbeeld investeringen om de zuivelmakerij aan alle regels voor hygiëne te laten voldoen. ‘Vaak schrikken mensen daar wel van. Maar wie daarna nog steeds enthousiast is, heeft al de goede instelling om het waar te maken’, ziet ze. Uiteindelijk gaat het er vooral om voldoende tijd te kunnen investeren, want de investeringen in zuivelapparaten en het lokaal vallen in de opstartfase volgens Ann vaak mee. ‘De tijd die het kost om zelf zuivel te maken, het contact met klanten, de promotie, het bijhouden van administratie: dat vraagt eigenlijk het meeste van de ondernemer. En daarin ligt ook besloten of het wel of niet iets is voor jouw bedrijf en familie.’
Dagbesteding als sociale dienst
De tijd om met een nevenactiviteit te beginnen, komt volgens Ann ook vaak vanuit de boerin. ‘Je ziet toch vaak dat de vrouw op het bedrijf eerst nog buitenshuis werkte, maar nu graag meer op het bedrijf is en haar tijd op haar manier wil invullen. Je hebt absoluut een soort arbeidsoverschot nodig, zodat de primaire activiteiten op het bedrijf niet in het geding komen.’ Dat alle werkzaamheden op het melkveebedrijf door moeten gaan, is ook de mening van Els Roelof, coördinator van het steunpunt Groene Zorg. Zij geeft aan dat er eigenlijk twee soorten zorgboerderijen zijn in Vlaanderen: de zorgboerderij waar zorg de hoofdactiviteit is en de dieren in functie zijn van de zorg. De andere vorm is vaak nuttige dagbesteding, waarbij de zorggast helpt met het boerderijwerk. ‘Als dagbesteding is een boerenbedrijf heel geschikt. De meeste zorggasten geven aan dat het goed voelt om iets te kunnen doen en iets bij te dragen, waar dat op andere plaatsen moeilijk is. Voor de boer of boerin is het sociale aspect vaak iets wat voldoening geeft. En als de zorggast ook nog iets van de dagelijkse werkzaamheden kan doen, of taken heeft die vaak blijven liggen, is er absoluut sprake van een win-winsituatie’, vertelt Els. In haar ogen is elke boerderij geschikt om zorg aan te bieden, mits ze er graag met mensen omgaan én er een goede match wordt gevonden met een zorggast. ‘En daar zijn wij als steunpunt voor: we kijken waar de ondernemer goed in is en wat voor persoon daarbij past. Zo is de een vooral op zoek naar een praatje en vindt een ander het leuk om met jongeren te werken. In feite kan iedereen ermee beginnen.’ Voor een inkomen is dagbesteding in België minder vanzelfsprekend dan in Nederland. Er is een kleine subsidie mogelijk, maar in Nederland kan er met het persoonsgebonden budget net wat meer. Als zorg de hoofdtak is, wordt dat anders. ‘Bij dagbesteding gaat het vooral om de voldoening die het geeft, het sociale aspect om wat te doen voor een ander. We vragen geïnteresseerden altijd waarom ze willen starten. Het antwoord is vaak: waarom niet? Als ik een zorggast blij kan maken door die hier te laten meedoen, waarom zou ik dat dan niet doen?’
Vies worden en risico’s leren
Melkveebedrijven zijn ook erg geschikt voor kinderopvang, ziet Monique Litjens. Als voorzitter van de Verenigde Agrarische Kinderopvang (VAK) en zelf eigenaar van een kinderopvang ziet ze dat er in de agrarische kinderopvang veel melkveebedrijven zijn. ‘Misschien komt dat doordat koeien zo knuffelbaar zijn’, zegt Monique met een knipoog. ‘Meestal beginnen vrouwen met een kinderopvang op een agrarisch bedrijf. Vaak hebben zij een achtergrond in de zorg of het onderwijs en zien ze de meerwaarde van opgroeien op een agrarisch bedrijf. Vies kunnen worden en veel uitdagingen en risico’s kunnen nemen zijn bij uitstek ervaringen die je op een boerderij kunt opdoen’, vertelt Monique. Van de nevenactiviteiten is dit er wel een die vraagt om een forse investering. De kinderopvang stelt eisen aan het gebouw, aan de veiligheid en de beschikbare ruimte voor de kinderen, wat in de tonnen kan lopen aan investering. Een andere drempel wordt gevormd door de gemeenten in Nederland. ‘Je hebt een vergunning nodig en veel gemeenten vinden dat ingewikkeld: het bestemmingsplan is voor agrarische activiteit en niet per se voor een kinderopvang. Daarnaast kun je problemen ondervinden door de omgevingswet, die onder andere let op luchtkwaliteit. Gemeenten mogen onder de omgevingswet meer zelf invullen en dat vinden ze in mijn ogen spannend. Het kan daardoor langer duren voordat je met je mooie plan van start kan.’
Neveninkomen voor de landbouwtransitie
Bij de VAK zien ze de afgelopen jaren een gestage groei van agrarische kinderopvang in Nederland, net als Steunpunt Korte Keten en Groene Zorg in Vlaanderen. ‘Het is een andere manier om in inkomen te groeien, wanneer men niet meer kan of wil groeien in aantal dieren. En daar hebben we nu zeker mee te maken door bijvoorbeeld de stikstofproblematiek’, vertelt Ann Detelder van het Steunpunt Korte Keten. ‘Als je omwille van PAS je veestapel wilt of moet terugschroeven, kan de opstart van een zuivelverwerking een spoor zijn om te blijven groeien en je bedrijf alsnog toekomstbestendig uit te bouwen. Met de steun van Vlaanderen en Europa zetten we daar als steunpunt nu specifiek op in.’ In de landbouwtransitie spelen neveninkomsten dan ook een belangrijke rol. ‘De productiegroei is er uit als je kijkt naar landbouwactiviteiten. Wil je meer, dan doe je er goed aan om te kijken wat je nog meer uit het bedrijf kunt halen’, adviseert Harry Smit. ‘Buiten de landbouw liggen kansen die geen beslag leggen op het milieu. Er zijn nog veel aantrekkelijke opties te verkennen en andere bronnen aan te boren’, concludeert Barend Bekamp.